Zomaar een ontmoeting (2)

Op hoogte van het Wilhelminapark zie ik een oudere man voorovergebogen in een grote container loeren. Dunnend, volgens jaren vijftig-mode, achterovergekamd haar, bril ietwat verzakt op z’n neus. Naast hem zijn fiets met uitpuilende tassen.
,,Zit er wat bij voor je?” vraag ik.
,,Ik denk ‘t wel.”
Hij wijst: ,,Da’s koper, dènk. Da’s toch 6,50 de kilo.”
Ergens onder plastic buizen en witte latjes ligt inderdaad een grijze kunststof slurfachtige buis waar koperkleurige stukjes uitsteken. Maar het mannetje is klein, het koper ligt ver weg en bedolven onder ander afval en de container is vrij diep. Althans diep genoeg om de bereikbaarheid lastig te maken.
Hij tracht het met een plastic buis naar zich toe te trekken. Het is een moeizaam gehark. Ik heb lange armen, maar kan er ook net niet bij.
Na veel geschuif en gekrabbel heeft hij zijn eerste dagwinst te pakken.
,,Ja, ‘t is koper. Goei ôoge.”
Ineens zie ik nog zo’n slurf liggen waar iets koper-achtigs doorheen blinkt.
,,Is dat er ook niet een?”
Het kost me moeite om aan te duiden op welke plek het ligt. Tja, in wegwijzen ben ik ook niet bijster helder.
Maar uiteindelijk vindt hij het.
In de tussentijd heb ik meer grijze slurven zien liggen waar stukjes vanaf gebroken of gescheurd zijn. En waar je dus het koper uit ziet steken.
Nu ik eenmaal weet hoe het eruit ziet, zie ik het ook overal. Zo gaat dat.
Het wordt een behendigheidsspelletje. Voor mij om de grijze slurven te detecteren, voor het mannetje om ze op mijn aanwijzingen te vinden. Soms krijg ik er eentje binnen handbereik en schuif ik ‘m toe.
Uiteindelijk klimt het mannetje in de container en vist hij de laatste slurven en draadjes eruit.
,,Nou heb ik ze ammól wel, dènk.”
Hij vouwt zijn vondsten, of eigenlijk onze vondsten, op en haalt uit een fietstas een verfomfaaide Albert Heijn-buil waar hij ze allemaal in propt.
Het past allemaal net naast de dagelijkse boodschappen.
,,Doe je dat elke dag?”
,,Nee, ik kwam er toevallig langs.”
,,Nou, het is zeker wel voor 6,50 denk ik. Koop er maar wat moois voor.”
Later zal de onbedoelde woordgrap in deze afrondende zin pas tot me doordringen.
Ik zal ook later pas zien dat mijn jas vuil is geworden. Bruinig stof van de container.
Glimlachend klop ik het af.

Facebooktwitterlinkedin