ETZ etc. deel 1: Zorg

,,Nee, houd de deur maar open”, zeg ik tegen elke verpleegkundige wanneer deze vertrekt. ,,Ik houd graag contact met de buitenwereld.”

Ik wil mijn blikveld blijven verbreden. Ook nu. Juist nu. Elk beeld, elk geluid, hoe vaag ook, is welkom. Opdat ik nog íets mee krijg van het leven buiten mijn kamer.

Het went snel. Een paar dagen terug liep ik nog vrij rond met een slepende voet (vast een sportblessure). Via toenemende vermoeidheid (vast de hitte), een schouder die langs gevels schuurde (vast verstrooidheid) culmineerde het in een arm die uitviel. Een afspraak bij het ETZ stond inmiddels, maar nadat ik bij het avondeten een gehaktbal doorsneed alsof ik met een figuurzaagje een boomstam te lijf ging, was het ambulancemoment daar.

Nu verblijf ik op ETZ Elisabeth, afdeling neurologie. Diagnose hersentumor. Kwaadaardig. Drie bij vier centimeter. Dat lijkt weinig, maar op de schaal van één hersenhelft is dat toch fors. Geen uitzaaiingen, gelukkig. Hadden ze nog wat wisselgeld voor het slechte nieuws.

Verder bevalt het leven hier me wel, los van de aanleiding. Natuurlijk heb ik inzinkingen. Maar ik werk ondertussen verder aan schrijfopdrachten, lees lekker bij en sla nieuwgierig de hectiek op de gang gade. Wat ik alleen al vanuit mijn beperkte gezichtsveld waarneem is veelzeggend. Zie ik het eens in het echt, die druk op de zorg. Op een zondag krijg ik bijvoorbeeld mee dat zes verpleegkundigen van de longafdeling bijspringen. Ik lever een bescheiden bijdrage door als extra paar ogen te fungeren. Ik heb namelijk uitzicht op de kamer van mijn overbuurvrouw, die voortdurend wegloopt om haar hond te zoeken. Gelukkig kan ik zo nu en dan het zorgpersoneel haar looprichting aanwijzen. Kunnen ze haar nog achterhalen voor ze de lift in verdwijnt. Veel meer kan ik niet doen. Maar ik kan überhaupt niet veel meer. Heel mijn rechterhelft is immers buiten werking.

Het is een surrealistische toestand met dat lichaam van mij. Op een nacht vouw ik onwillekeurig mijn handen samen en merk ik dat mijn rechterhand aanvoelt als van een etalagepop. Ik roep mijzelf daarom uit tot De Uitvinder Van De Zelftest Met De Rubberen Hand. Ik laat niet af om de zaalartsen en ander zorgpersoneel op deze ontdekking te wijzen, maar het blijkt een klassieker te zijn: ,,Ja, dat voelen patiënten vaker. Of dat ze het idee hebben dat ze op luchtkussentjes lopen.”

Er komt dus geen nieuwe zelftest, vernoemd naar mij. Niettemin deel ik alle informatie tot in de pietepeuterigste details. En het doet me deugd wanneer een verpleegkundige bij de eerste ontmoeting  over zo’n detail zegt: ,,Ja, dat klopt, dat heb ik gelezen.”

Facebooktwitterlinkedin